Behalve in Bourgondië vind je de druif ook in grote getale terug in de Champagne (naast chardonnay en pinot meunier). In champagne zorgt de pinot noir voor kracht en structuur. Andere landen waar de druif het relatief goed doet, zijn Duitsland, Hongarije, het noorden van Italië, de V.S. (Californië), Nieuw-Zeeland en Zwitserland.

Wijnen op basis van de pinot noir kleuren niet dieprood maar zijn toegankelijk, zacht en soepel. Kenmerkend zijn zachte tannines, rood fruit (braambessen, kersen en frambozen) en in sommige gevallen hints van vanille en leder als er rijping op hout heeft plaatsgevonden.

Pinot Noir ook wel Spätburgunder (Duits), is een blauw druivenras met een compacte tros en druiven met een dunne schil. Het is daarom over het algemeen een druif die moeilijk te cultiveren is, want ze is gevoelig voor rot en schimmelziekten. Daarnaast heeft deze druif de neiging tot mutatie, waardoor er verschillende klonen ‘pinot noir’ zijn ontstaan.

Terroir

Klimaat: de druif rijpt tamelijk vroeg, met name in warme klimaten. Daarom gedijt de druif het best in streken met een getemperd klimaat, waar het groeiseizoen langer is en dus aromavorming in de vruchten wordt bevorderd.

Bodem: haar favoriete grond is kalksteen, al dan niet vermengd met ijzerhoudende klei. Dit is het geval in Bourgondië. In de Ahr en de Rheingau doet ze het echter ook heel goed op een leisteenbodem.

Je kunt de wijn in zijn prille jeugd degusteren maar op leeftijd wint deze wijn aan volwassenheid en complexiteit.