Wijnen van de Carmenère druif
Carmenère
De Carmenère, is een van oorsprong blauwe Franse druivensoort, die heden ten dage meer voorkomt in Chili dan in het geboorteland Frankrijk.
De druif is een oude variëteit uit de Gironde, waar het voor het eerst in 1783 werd genoemd in het plaatsje Bergerac. In de Dordogne streek onder de naam Carmeynere. Een DNA onderzoek heeft uitgewezen dat deze druif een kruising is van de Cabernet Franc en de Gros Cabernet uit de Tarn. Deze laatste wordt niet meer verbouwd.
Krachtige groeier, die een lage opbrengst genereert van kleine trossen druiven. Die een diepe blauwe kleur hebben. Deze druif is gevoelig voor Coulure (tijdens het bloei wordt door overvloedige regenval het stuifmeel voor een belangrijk gedeelte weggespoeld. Waardoor de bevruchting achterwege blijft met als resultaat dat er geen druiven worden gevormd!).
In Chili rijpt deze druif pas 4 à 5 weken na de Merlot. In verschillende stadia van rijpheid ontdekken we heel verschillende kenmerken. Als als de druiven onrijp geoogst worden hebben de wijnen een sterk paprika en peperaroma. Als ze maar net rijp zijn, komt men tonen van zwarte peper en tomaat tegen. Terwijl bij rijpe tot overrijpe druiven duidelijk chocoladetonen en zwart fruit de boventoon voeren.
Aan het begin van de 19e eeuw werd dit ras op grote schaal verbouwd in het zuidwesten van Frankrijk, maar het is vanaf 1870 tijdens de uitbraak van Phylloxera bijna volledig uit dit land verdwenen. Anno 2010 is er nog maar 21 hectare overgebleven. In Italië komt het ras nog mondjesmaat voor in het noordoosten met een oppervlakte van zo’n 50 hectare.