Wijnen van Albariño hebben in het beste geval mooi, perzikachtig fruit op het gehemelte. Rijk, maar niet zoet. De meeste zijn binnen anderhalf jaar na de oogst op dronk. Als de albariño de kans krijgt (door een volledige malolactische gisting te ondergaan), kan hij een volle, staalachtige, droge wijn geven, die bijzonder elegant op dronk komt.
De druif wordt geteeld op manshoge wijnstokken. De ventilatie van de Atlantische Oceaan beschermt de druif tegen ziektes en vorst.
Het is ook de befaamde druif voor de Portugese vinhos verdes.